Als je al gaat gillen als er een mier over je hand of voet loopt, dan wordt dit een écht horrorverhaal....
In het boek "A travers les Flandres" uit 1902 (Door arm Vlaanderen) van Auguste De Winne maken we kennis met de inwoners van Knesselare (nu deelgemeente van Aalter).
Een groot deel van de gemeente bestond begin jaren 1900 uit bossen. Er was geen industrie, hooguit wat landbouw. De inwoners aten daar jaar in, jaar uit brood en aardappelen met zout. In de winter werkten ze niet maar in de zomer konden ze op twee manieren geld verdienen.
Een manier was om diepe grachten te graven in de bossen om de waterafvloeiing te vergemakkelijken. Werken van zonsopgang tot zonsondergang bracht hen amper één frank per dag op.
De andere manier was pas echt bizar. In de bossen waren heel grote mierennesten. Gewapend met een spade en een zak gingen de boeren de nesten vernietigen. Ze schepten de aarde waarin de mieren huizen in de zakken die ze daarna midden op de weg leegmaakten. De fazanten erg talrijk in de streek, kwamen daar de insecten opeten. Erg handig natuurlijk als de meer gegoeden een jachtpartij wilden organiseren.
Maar tijdens het werk ontsnapten er duizenden van deze mieren. Ze liepen over armen, benen, het gezicht en heel het lichaam van de ongelukkigen die hen in de zakken probeerden te krijgen. Met hun beten rijtten de mieren het vel van de boeren open en bijtten het uit. Soms was het lichaam van een mierenjager één grote wonde. Hun kleren bleven ruiken naar het mierenzuur. Geen lachtertje deze job, zeker als je de job een aantal dagen achter mekaar doet. Hun loon : één frank per dag.
Best te begrijpen dat deze boeren minder zin hebben om te dansen...
Voor u gelezen uit : Door arm Vlaanderen, Aug. De Winne, 1902, Gent
Reactie plaatsen
Reacties