Binnen de volkskunde rekent men het palingtrekken tot de kwelspelen met dieren, zoals o.a. ganstrekken, katknuppelen en varkensknuppelen. Het palingtrekken als volksvermaak komen we niet alleen in de 17de eeuw tegen maar ook in de 18de en 19de eeuw .
De paling werd gezien als een speciaal dier. Het is een vis maar boezemde angst in omdat (een dikke, vette) paling er uitziet als een slang Omdat het toch een vis is, ging men er toen nog vanuit dat het dier weinig gevoel zou hebben.
De palingtrekker diende vanaf een bootje met de blote handen een paling te pakken. Die levende paling hing aan een touw dat gespannen werd op manshoogte boven het water. Men moest dus wat rekken en strekken en bij het eventueel overboord slaan, kon men verdrinken.
De inrichters (gemeentebesturen maar ook herbergiers) wilden dat liever niet en daarom werd er in de oproepen tot deelname (zowel in België als in Nederland) altijd op aangedrongen dat men kon zwemmen.
De levende paling hing met de staart omlaag en hoewel die van nature al glibberig is werd er nog extra vet (18de eeuw) of zeep (19de eeuw) aan gesmeerd. Men diende dus de levende paling de kop af te trekken door hem bij de staart te grijpen. De winnaar werd die deelnemer die het grootste aantal of het hoogste gewicht aan paling van de lijn had getrokken.
Palingtrekken evenals ganstrekken gebeurden zowel te water als te paard. In Nederland, het schaatsland bij uitstek, werd palingtrekken ook georganiseerd op het ijs en stonden de deelnemers op schaatsen. Het ganstrekken staat bekend als een in Noordwest-Europa wijdverbreid kwelspel terwijl het palingtrekken door Nederlandse onderzoekers wordt beschouwd als een “oud Amsterdams spel” . Dit komt wellicht doordat het “Palingoproer” uit 1886 zoveel aandacht kreeg door zijn politieke dimensie.
In Brabantse steden zoals Brussel (“op de Vaart”) en Mechelen vond tijdens grote feestelijkheden, zoals in mei 1688 en zelfs nog in 1820, zowel het palingtrekken als ganstrekken plaats. In Antwerpen was men er mee ook vertrouwd. Tijdens het Feest van de Vrijheid op 10 thermidor jaar IV (28 juli 1796) namen zelfs de stedelijke “viswijven”” deel aan het palingtrekken . Op 15 augustus 1807 vierde men de verjaardag van Napoleon met talrijke volksspelen zoals loopwedstrijden, mastklimmen maar ook palingtrekken. Dat was eveneens het geval in 1840 tijdens de Rubensfeesten. We zien hier dus een continuïteit van de Franse tijd tot na 1830. Elke overheid zorgde trouwens voor een grote variëteit aan “brood en spelen” om de cohesie onder de burgers te bevorderen en hen te binden aan het nieuw bestuur. Normaal gesproken is het palingtrekken een mannelijke aangelegenheid (machogedrag, de uitdaging) maar we zien dat er in 1796 ook occasioneel vrouwelijke deelnemers zijn. Dat was een extra attractie: een vrouw te water!
Algemeen gesproken kan men stellen dat de deelnemers tot de lagere klassen behoorden: palingtrekken was voor de volksklasse en zeilwedstrijden voor de hogere burgerij. Ze vonden gelijktijdig plaats. Watertornooien met burgers en arbeiders (Gent, Kortrijk) werden gezien als volksvermaak en parodieën op de echte steekspelen. Ze vonden plaats op halfvasten en kermis. De kans op ongewild in het water vallen was een onderdeel van het spektakel en voedde het lachplezier bij de toeschouwers. Eigenlijk draaide het rond een primair motief: de behoefte om de toekijkende vrouwen zijn moed te tonen, gevaar te lopen en sterk te zijn. De tornooiridder wilde de jonkvrouw imponeren; de palingtrekker zijn potentieel kermislief.
Ook in Mechelen werd paling getrokken. Remerus Valerius (1607-1687), pastoor van de Sint-Lambertuskerk in Muizen, nam in zijn “Chronycke van Mechelen” (1681), onder juni 1680, een 18-regelig vers op dat begint als volgt: “Men tracht den Palinck in de Stadt. En buyten tracht men nu de Kat” . Voor het palingtrekken had men het water van de Dijle nodig maar het katknuppelen kon men ook buiten de stad beoefenen.
Gedurende hun verblijf in Gent in augustus en september 1619 woonden de aartshertogen Albrecht en Isabella het palingtrekken bij dat plaats vond op de Leie tussen de Gras-en Korenlei. Het palingtrekken in Gent in 1619 en in Brussel in 1688 worden ook vermeld bij M. Sacré en A. De Cort, (Volkspelen § Volksvermaken in Vlaamsch-België. Merchtem, 1925).
Op 2 maart 1800 werd Joseph de Viry (1737-1813) door Napoleon benoemd tot prefect van het departement van de Leie met als hoofdplaats Brugge. Op de “quatorze juillet” nam de prefect voor het eerst deel aan een grote feestelijkheid. In de namiddag vond een wedstrijd palingtrekken plaats op de Sint-Annarei en de Langerei. De hoofdprijs bestond uit een zilveren zakhorloge geschonken door de prefect die ook toeschouwer was. Na afloop trakteerde hij de deelnemers op sterke drank. Prefect Viry wou zijn populariteit bij de bevolking doen stijgen. Het zilveren horloge was zowat de standaardprijs.
Een mooi staaltje van gestroomlijnd revolutionair volksvermaak zien we in Menen op het feest van 18 fructidor van het jaar VI, ter herdenking van de staatsgreep van 4 september 1797. Voor tweeduizend toeschouwers was er op de Leie palingtrekken en eenden-vangst. “L’anguille fut arrachée au cri de “Vive la République” . Daarna zette men acht eenden in de vijver en moesten zwemmers ze proberen te pakken . Ook ten tijde van het Koninkrijk der Nederlanden was er in 1818 tijdens de wijkkermis op Overleie in Kortrijk een wedstrijd palingtrekken op het water. De te winnen prijs was een levend kalf dat mooi was versierd . Er werd ook op gewezen dat het festijn maar kon doorgaan indien de waterstand van de rivier niet te laag zou zijn.
Maar ook nog na 1830 zal het gebruik overleven. Naar aanleiding van hun 25 -jarige huwelijksjubileum in 1878 brachten Koning Leopold II en Koningin Maria-Hendrika een bezoek aan Brugge. Het stadsbestuur schakelde het koninklijke bezoek in het programma van de gemeentefeesten in. Op 19 augustus 1878 werden zij ontvangen door het stadsbestuur. Het programma in de “Gazette van Brugge” (7 augustus 1878) maakt melding van bolwedstrijden en andere vermakelijkheden waaronder het palingtrekken op de Langerei, tussen de Snaggaard- en Carmersbrug. In deze toen nog zeer volkse buurt was men zeker van succes.
Toch moet dat één van de laatste keren geweest zijn dat het palingtrekken er plaats had. In andere provincies kwam het toen al niet meer voor. Wel is de wijk van “De Verloren Hoek” altijd zeer actief gebleven in het jaarlijks organiseren van allerlei volksspelen zoals het palingvangen in een bassin met water. Dit “grabbelen naar de paling” stond in de zeventiger jaren van de 20ste eeuw ook op het programma van de dekenij Korenmarkt tijdens de “Gentse Feesten”.
Kijken we over de taalgrens, dan komen we in Namen terecht. Al in de vroege 16de eeuw vonden er in Namen op de rivier de Sambre watersteekspelen plaats, “joutes nautiques”.
Zo’n watertornooi werd dikwijls gevolgd door “le jeu de l’anguille”. Uit de beschrijving blijkt dat over het bij ons bekende palingtrekken gaat.
Op 26 juni 1717 werd er een bijzonder watertornooi georganiseerd ter ere van de Russische tsaar Peter de Grote (1672-1725). Hij kwam uit Nederland en voer de Maas af met vijf schepen. Het officiële Naamse verslag vermeldt dat het de jeugd van Namen was die de deelnemers leverde voor het watersteekspel, het palingtrekken, het gevecht op stelten en het zwaarddansen.
Op 31 mei 1774 was aartshertog Maximiliaan Frans van Oostenrijk (1756-1801), de jongste zoon van Keizer Frans I en Maria Theresia van Oostenrijk, in Namen te gast waar hij het gevecht bijwoonde van de steltlopers. Het “combat des échasses” was een gevecht tussen de groepen “Les Mélans” en “Les Avresses”. Tijdens dergelijke gevechten vonden er regelmatig ernstige ongevallen plaats en ook nu waren er deelnemers die er beenbreuken aan overhielden. Na dit gevecht, dat twee uur duurde, woonde de aartshertog nog een partijtje palingtrekken bij en keek hij naar een voorstelling van de “Danse des Machabées” of zwaarddansen. Die zwaarddansen waren in Namen en in Dinant al bekend sinds de 16de eeuw maar kennen we vooral uit Vlaanderen .
Tot aan het einde van de 18de eeuw heerste de opvatting dat een dier, omdat hij niet over “rede” beschikte, niet op waardigheid moest rekenen. Het dier werd gezien als een gevoelloze automaat. Vandaar dat het martelen van dieren als volksvermaak niemand afschrikte maar er was nog een lange weg te gaan. In het Belgisch Strafwetboek van 1867 vindt men de eerste bepalingen inzake dierenbescherming maar de eerste dierenbeschermingswet dateert pas van 1929 . Die evolutie in de wetgeving van de 19de eeuw kadert vooral in het beschavingsoffensief van de gegoede burgerij die zich zorgen maakte over “het volk”, dat opgevoed diende te worden tot gedisciplineerde arbeid en deugdzaam leven. Het veroordelen van de volksvermaken met dieren past in het rijtje zoals minder alcohol drinken en zich regelmatig wassen.
Voor u gelezen en ten zeerste aan te bevelen :
Het volledige artikel: Het palingtrekken als volksvermaak van de 17de tot de 19de eeuw door Willy Dezutter
Wikipedia : het onderwerp “Kwelspelen” en ‘palingtrekken’
Reactie plaatsen
Reacties