De strijd tussen vastenavond en de vasten

Gepubliceerd op 2 maart 2022 om 21:14

Als er één feest is waarbij uitbundigheid centraal staat, dan is het wel carnaval. Het carnavalsfeest wordt gevierd in de drie dagen voor Aswoensdag en wordt traditioneel afgesloten met Vette Dinsdag en Vastenavond. 

Vanwaar de naam vette dinsdag (‘mardi gras’)?

De betekenis zelf gaat terug tot in de tijd dat er geen bewaarmogelijkheden waren voor de voedingswaren zodat al het eten dat de winter had overleefd, moest opgegeten worden. De bedoelin was dat  iedereen vet genoeg was om de periode te kunnen overbruggen tot de nieuwe lente met nieuwe gewassen. Ook moest al het vet in huis worden opgemaakt omdat het anders, met de vastentijd voor de deur, zou bederven (Vette dinsdag, Mardi Gras).

Dan komt Aswoensdag, de dag na ‘vastelaovend’.  Volgens de traditie gaat men in de kerk bij de priester een askruisje halen.  Vroeger strooiden boetelingen as over het hoofd en gingen gehuld in een zak, die als boetekleed werd gedragen.

En je begon aan een 40 daagse vastentijd. 

Op vrijdag werd  geen vlees gegeten. Niet dat het vroeger speciaal was, vlees was nu eenmaal flink duurder dan vis.  Bovendien was vis en zeker haring, rijk aan eiwitten, erg belangrijk omdat die het verlies aan energie bij zware lichamelijk inspanning konden compenseren tijdens deze vastentijd. Daarom legden de mensen een grote voorraad haringen aan. Ze moesten het dagelijkse spek vervangen en werden ook schertsend ‘spek met steerten’ genoemd.

‘Het ‘haringbijten’ wordt ook wel ‘haringrijden’ of haringspringen’ genoemd . Boven de huisdeur werd een haring opgehangen en al springend probeerden de bewoners de kop van de haring af te bijten. Op andere plaatsen werden de haringen aan een koord gehangen om het de ‘kandidaat haringspringers’ moeilijker te maken.

Mysterieuzer is de traditie om op “aswoensdag” pruimentaart te eten… Dat het hier een oud gebruik betreft, kunnen wij afleiden uit geschriften van Felix Timmermans. Deze duidt aan dat op de eerste dag van de vasten, “na het mager noenmaal, zwarte vlaai met gedroogde pruimenmoes” gegeten werd. Mogelijk staat dit gerecht symbool voor de sobere tijd die aangebroken was : immers, pruimenvlaai gold in die tijd als een feestmaal voor de armen. Bijgevolg was het voor meer begoede christenen een teken van versterving om, in plaats van de gebruikelijke gerechten, zich te beperken tot dit “dessert der armen”.

 

Op weinig plaatsen  wordt intenser carnaval gevierd dan aan de Maaskant. In Maaseik wordt het carnavalsseizoen traditioneel ingezet met een mis die volledig in het dialect wordt gesproken.

De organiserende carnavalsvereniging heet ‘het Heilig Wammes’. 

Welk verhaal gaat hier achter de naam ‘Het heilig Wammes’ schuil ?

Lang geleden, in de tijd dat Maaseik nog ommuurd was, arriveerde een landloper aan de Bospoort. 's Nachts waren de stadspoorten natuurlijk gesloten en voor een vuile, vieze landloper, die daarenboven niet gans nuchter bleek, werd de poort zeker niet geopend. Voor de landloper geen probleem, die had al ergere zaken meegemaakt. Het was een warme nacht en buiten slapen was hij toch gewoon. Hij trok dan ook z'n vestje - in het Maaslands: z'n wammes - uit, rolde het tot 'n hoofdkussen en vleide zich neer aan de voet van het kruis vlak bij de Bospoort. Voor hij in slaap viel blikte hij nog eens omhoog en zei tegen Jezus: "Kameraad, als ze U 's nachts ook al niet binnen halen, dan kunt ge vannacht ook wel op mij letten!"

's Morgens werd de landloper wakker van de eerste boerenkarren, die naar de markt dokkerden. Omdat hij tussen de karren door de poort binnen wilde ritsen, stond hij snel op en vergat z'n wammes, dat dààr en toén historisch berucht werd in de wijde omgeving.

De eerste stedeling, die buiten de wallen kwam en een kruisje sloeg voor Onze Lieve Heer, wreef de slaap uit z'n ogen en keek nog eens. Onder het kruis bewoog het wammes heen en weer. "Hekserij!" riep hij hollend vanaf de Bospoort tot aan het Stadhuis. Half Maaseik volgde op z'n hielen, eerst naar het Stadhuis en dan naar de kerk om de Deken erbij te halen. Blijkbaar moesten ze zich in Maaseik aan het een en het ander schuldig hebben gemaakt, want op stel en sprong werd een grote boeteprocessie georganiseerd.

Volgens de geschiedschrijvers zat de daver er zodanig in dat "zevenduizend soldaten uit het grenskwartier" zich onmiddellijk en ter plaatse bekeerden. Dan trok gans Maaseik, de zevenduizend bekeerde soldaten incluis - boete doend, gebeden prevelend en wierook zwaaiend - terug naar de Bospoort, waar het wammes nog steeds rondkroop aan de voet van het Kruis. De Deken van de Stad, die ook niets anders wist te verzinnen, begon in paniek de gebeden voor de bezetenen af te rammelen en zegende ondertussen het wammes met overvloedig wijwater. Het wammes schokte nog wat heen en weer en bleef tenslotte tot opluchting van de Maaseikenaren doorweekt en onbeweeglijk liggen.

De stad had z'n mirakel, de hekserij was bedwongen, Maaseik legde z'n boetekleren af en trok opgelucht terug stadinwaarts. Een man echter - volgens de overlevering afkomstig uit het nabijgelegen Elen - wilde toch dat behekst en miraculeus wammes eens van naderbij bekijken. Tussen twee voorzichtige vingers hief hij het op en merkte dat het Heilig Wammes enkel en alleen bewogen had door de massa vlooien en luizen, die de landloper (de vlooienkoning) erin achtergelaten had.

 

Schilderij : De strijd tussen Vastenavond en de Vasten, Pieter Bruegel de Oude, 1559.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.