Mijn 8-jarige kleindochter leert in haar klasje lezen. We helpen haar thuis met lezen door haar enkele boekjes te geven, waaronder een boekje met kinderliedjes.
Vorige week vroeg ze mij: “”wat is de houten been? Ze had dit gelezen in het liedboekje bij het spelliedje “twee emmertjes water halen”. Dus, op zoek naar informatie op het alleswetende internet…
Van het spelliedje “Twee emmertjes water halen” zijn tekstvarianten gekend uit België en Nederland. De oudste optekeningen dateren uit de 19de eeuw. Het waren volksliedjes die van mond tot mond werden doorgegeven, maar waarschijnlijk al veel eerder ontstaan.
In elk geval werd het het tot ver in de 20ste eeuw gezongen en gespeeld op speelplaatsen.
De meest gekende versie is:
Twee emmertjes water halen
Twee emmertjes pompen
De meisjes op de klompen
De jongens op de houten been
Rij maar door mijn straatje heen
Van je ras ras ras rijdt de koning door de plas
Van je voort voort voort rijdt de koning door de poort
Van je erre ere erre rijdt de koning door de kerk
Van je één-twee-drie!
Wanneer het lied ontstaan is of wie de auteur is, dat is dus niet gekend.
Maar weten we eigenlijk waar het liedje over gaat?
Bij een eerste lezing lijkt de tekst totaal niet samenhangend. Men heeft de indruk in het eerste deel dat het onschuldig gaat over jongens en meisjes. Tot in het tweede deel een koning opduikt.
Wanneer men in gedachten houdt dat liedjes in de 18de en 19de eeuw dikwijls erotische dubbelzinnigheden en woordspelingen bevatten, dan krijgt de inhoud van dit lied plots een heel andere betekenis.
De woorden “koning”, “Jantje” of “kleuter” beeldden synoniemen voor het mannelijk geslachtsdeel en de woorden “tuintje”, “hof” en “kerk” dan weer het vrouwelijk geslachtsdeel uit. En, ja, ook het “houten been” valt in deze categorie.
Niet voor kinderen?
“Twee emmertjes water halen” is bij ons gekend als een kinderlied, maar dat was het dus van oorsprong waarschijnlijk niet, zoals we vaker zien bij onze bekendste “kinderliedjes”. Denk aan “Kortjakje”, “Daar was laatst een meisje loos”, “Witte zwanen, zwarte zwanen”.
Wat uiteraard niet wil zeggen dat ze niet ook door kinderen mochten gezongen worden. Onze opvattingen van wat een kinderlied is, zijn nu immers sterk gevormd door opvoedings- en beschavingsidealen uit de verlichting en daarna.
De Vlaamse antropologe Marita de Sterck (°1955) verzamelde in haar boek “En rijen is plezant” 69 (!) traditionele liedjes met “impliciete, suggestieve erotische beeldspraak (zoals Keersken in de lanteern, de vogel in de kooi, de koele wijn die wordt geschonken en gedronken) , en die door elke luisteraar of lezer, jong of oud, zelf, op geheel eigen wijze, kunnen worden ingevuld. Wie het schoentje past, trekke het aan. De groeibevorderende kracht van metaforen, van literaire gelaagdheid en meerduidigheid voor jonge mensen is een van mijn stokpaardjes als antropoloog geworden”.[1]
Zij legt verbanden tussen gezelschapsliedjes in onze streken en het gebruik van liedjes bij rituelen onder niet-inheemse volken.
Zulke liederen zingen zorgt niet alleen voor een collectief zangplezier maar ook voor het aan elkaar smeden van generaties en voor het doorgeven van tradities, waarbij ook ruimte is voor variatie en flexibiliteit. Meisjes krijgen bijvoorbeeld op deze manier in metaforen al wat te horen over de geneugten van de lichamelijke liefde.
Dubbelzinnig lied of niet, een kind zal erin horen wat het wil en heeft doorgaans geen moeite met onlogische of onbegrijpelijke woorden in de liedtekst.
En een houten been kan natuurlijk ook gewoon een prothese zijn.
[1] Marita de Sterck, En rijen is plezant. 69 vuile Vlaamse volksliedjes, tot lering en vermaak van jong en oud. Van Halewyck, 2008.
Reactie plaatsen
Reacties
ik heb dat boekje, moet er dringend nog eens in duiken :-)